Voorgoed terug in Brabant
Voorgoed terug in Brabant.
Er zijn drie voorbeelden te geven waarom het Jan Strube deze keer wel lukte om zich blijvend in Brabant te vestigen. Allereerst ontmoette hij andere Bredase kunstenaars zoals Dio Rovers, Gerrit de Moree en Paul Windhausen. Op Strube’s initiatief kwamen zij tot de oprichting van de Bredase Kunstkring. Daardoor werd Breda verrijkt met exposities, met lezingen en werden er allerlei culturele initiatieven ontplooit. Uit die Kunstkring kwam ten slotte ook het cultureel centrum De Beijerd voort. Een tweede voorbeeld was de opdracht die Jan Strube kreeg om voor de AVRO kalender van 1934 een ontwerp te maken voor de maand december. Hij krijgt daar 150,- gulden voor. Een fortuin voor die tijd. Tenslotte krijgt hij een belangrijke opdracht om twee muurschilderingen aan te brengen in de spiksplinternieuwe winkelpassage aan de Ginnekenstraat. Zijn naam was gevestigd en Jan Strube werd een veel gevraagd en graag geziene gast in allerlei kringen in Breda. Maar hij bleef op de eerste plaats kunstenaar, die zich met hart en ziel stortte op zijn artistieke werk. Brabants werk. Dat toch vooral.
Op 29 mei 1936 brandde het houten huisje van de familie Strube tot de grond toe af. De kinderen werden bij familie ondergebracht en Jan Strube begon meteen met de bouw van een nieuw stenen huis. En uiteraard ontwerpt hij het zelf. Het wordt een schilderachtig huis met kleine ruitjes, een glazen erker of serre met daarboven een balkon en een rood pannendak, omringd door een weelderige tuin met veel struiken en bomen. Of zoals Bert Voeten (dichter, schrijver, journalist en man van Marga Minco) het in een interview in Dagblad De Stem in 1941 uitdrukte: “Door het Liesbosch dat in den Novemberstorm een warreling van rood en geel losliet, ben ik gereden naar het huis van Jan Strube, den schilder, dat heel bescheiden tegen den spoordijk geleund, zich te versteken tracht, tusschen hagen en geboomte….”