De oorlogsjaren
De oorlogsjaren.
Al vóór de Tweede Wereldoorlog voor Nederland een voldongen feit werd, waarschuwde Jan Strube op zijn manier al voor de komst van de Duitsers. Toen de oorlog eenmaal een feit was en door de Duitsers de Kuktuurkamer werd ingesteld werd Jan Strube daar lid van om in zijn brood en de zorgen voor zijn gezin te kunnen blijven voorzien.
Geen lid worden betekende dat hij geen linnen, verf of penselen meer kon kopen. Hij zou niet meer mogen exposeren, geen kunstwerken meer kunnen maken, kortom, hij zou niet langer als kunstenaar kunnen werken.
Er waren wel kunstenaars, schrijvers, acteurs, schilders die geen lid werden, maar die moesten dan vaak wel onderduiken of ze werden opgepakt. Al kon Jan Strube dan wel doorgaan met zijn artistieke werk, het is toch vooral aan zijn vrouw Dina Bogers te danken dat het gezin zo goed die barre oorlogsjaren door is gekomen.
Dina Bogers had namelijk ook een uitzonderlijk talent. Bij de boeren in de omgeving kocht zij ruwe schapenwol. Die spon ze tot ruwe draden om er later wandkleden en kussens van te weven.Ook ruilde zij kunstwerken van haar man in voor aardappelen, melk, groenten en vlees.
Ze zorgde er wel voor dat haar gezin niets tekort kwam. In 1943 mocht Jan Strube een postzegel voor de P.T.T. ontwerpen. Het werd een bruinrode zegel met de waarde van 7 1/2 cent. Zo nu en dan verkocht hij ook nog wat kunstwerken en al met al kwam het gezin goed de oorlogs-jaren door.